XPO 2.5 - OOG VOOR TALENT IN DE KLEUTERKLAS
  • Home
  • Over
  • Visie
  • Materialen
  • Apps
  • Handleiding
  • Blog
  • Publicaties
  • Contact

De XPO 2.5  - visie

 XPO 2.5 stoelt op een duidelijke visie op groei van kleuters. In onderstaande infographic wordt onze visie samengevat. Wil je weten hoe XPO 2.5 de doelen uit jouw leerplan helpt realiseren? Scrol dan helemaal naar beneden!


Le talent, ça n'existe pas. Le talent, c'est d'avoir envie de faire quelque chose. - Jacques Brel

Picture

Bovenaan vertrekken we van de growth mindset (C. Dweck). Kinderen met een growth mindset geloven in groeien, in het proces. Ze zien feedback als een manier om ergens beter in te worden. Fouten of hindernissen zijn voor hen leerkansen en ze laten zich er niet door tegenhouden. Als je een growth mindset hebt, dan kan je focussen op je eigen proces en ben je ervan overtuigd dat je met hulp en hard werken kan groeien in verschillende competenties. Kinderen met een growth mindset staan dus open voor groei. Hoewel de mindset per definitie onzichtbaar is, komt die bij kleuters vaak tot uiting in spel. Ontwikkelen en groeien begint dus bij het denken en geloven dat je effectief kan groeien en dat die groei tijd, oefening en geduld vraagt.

Een voorbeeld:
Hanane gaat sinds enkele weken naar de zwemles. Dat is bij momenten al een hele uitdaging geweest. Ze was er heel erg bang voor. Hanane houdt niet van water in haar gezicht. Dat is natuurlijk wel lastig als je wil leren zwemmen. Maar Hanane sprak af met haar mama dat ze het toch eens zou proberen. De eerste les ging moeizaam. Hanane had wat tijd nodig om in het water te geraken, maar eens ze erin durfde ging het allemaal veel vlotter dan ze had gedacht. Nu – na een tiental lessen – kan Hanane met een plankje al de juiste beenbeweging doen. Vandaag wil de juf haar de armbewegingen laten proberen. “Lange pijl maken en daarna het water wegduwen met gesloten vingers”, zegt de juf. Hanane probeert, maar het lukt nog niet helemaal zoals de juf het voordoet. Toch laat ze zich niet ontmoedigen. Hanane blijft proberen. “Van proberen kan je leren”, zegt mama altijd en dat zegt Hanane nu ook tegen zichzelf. De juf zwemt naar Hanane toe, neemt haar handen vast en toont hoe het moet. Hanane vindt het niet erg dat de juf haar helpt. Zo kan ze het zelf alleen maar beter kunnen. Na het zwemmen vraagt mama hoe de les geweest is. “De benen lukken al heel goed! Vandaag mocht ik ook met mijn armen proberen. Dat is moeilijk en het lukt nog niet helemaal. Maar eerst lukte het met de benen ook niet en nu wel!” Hanane heeft begrepen dat moeilijke dingen tijd nodig hebben vooraleer ze makkelijk worden.

Als kinderen niet leren om die groeistand aan te zetten, dan gaan ze ‘vastdenken’ (fixed mindset). Kinderen die deze overtuiging hebben, geloven dat hun intelligentie en talenten vaststaan. Ze doen graag dingen waar ze goed in zijn, maar gaan moeilijke uitdagingen liever uit de weg. Hard moeten werken toont voor hen dat ze ergens niet goed in zijn. Ze doen hun uiterste best om slim over te komen en reageren doorgaans niet goed op feedback of tips. Ze verbergen eerder hun fouten en gebreken en geven snel op als ze iets moeten doen waar ze niet goed in zijn. Het vastdenken voelt veilig, maar belemmert hen in hun ontwikkeling. Als je alleen datgene doet wat je al kan, dan kom je in principe geen stap vooruit.

Een voorbeeld:
Eloïse wil graag een tekening maken voor haar mama. Mama klaagt al enkele dagen van buikpijn en Eloïse wil graag lief voor haar zijn. Vol goede moed zoekt ze haar stiften bij elkaar. Ze heeft al helemaal in haar hoofd hoe de tekening eruit moet zien. Vanboven moet de zon komen en drie wolkjes. Onderaan op het blad wil ze graag haar mama tekent. Naast mama wil ze zichzelf tekenen.
Ze neemt een wit blad, kiest de juiste kleur en tekent een cirkel. Mama’s hoofd staat erop. Stiekem kijkt Eloïse op. Ze wil weten welke trui mama aanheeft, zodat ze precies de juiste trui kan natekenen. Maar wat er op het blad verschijnt, ziet er niet exact hetzelfde uit als de echte trui van mama. Eloïse wordt er eigenlijk best boos van. Ze roept naar haar mama: “Ik kan niet tekenen. Mijn tekening is niet mooi!”. Mama komt kijken en spreekt haar bewondering uit. Zij vindt de tekening wél mooi. Ze herkent meteen de zon en de wolken. “En ben ik dat daar op het gras?”, vraagt ze goedbedoeld. Eloïse kijkt boos. Ik wil jouw trui tekenen zoals die eruitziet, maar ik krijg al die stipjes er niet juist hetzelfde op.” Mama probeert haar te sussen. Ze vertelt hoe je op een tekening nooit iets precies hetzelfde kan tekenen. “Maar jij kan dat wel altijd!”, zucht Eloïse. Mama legt uit dat zij natuurlijk al ouder is en veel meer heeft kunnen oefenen. Ze zegt dat ook haar tekening er nooit hetzelfde kunnen uitzien als een echte trui. Maar het helpt niet echt. Eloïse wil niet meer verder tekenen. Ze is ervan overtuigd dat ze altijd zal tekenen zoals nu en voor haar is dat niet “goed genoeg”.

Een kind dat wil groeien, heeft nood aan ABC (E. Deci & M. Ryan). A staat daarin voor autonomie, B voor verbondenheid en C voor competentie. Als een kind voldoende autonomie krijgt en zich verbonden voelt met zijn omgeving, dan zal hij in staat zijn om te werken aan competenties die net boven zijn niveau liggen.

Denk bijvoorbeeld aan Charlotte. Charlotte zit in de derde kleuterklas en ze vindt dat ze al heel wat zelf kan. De leerkracht merkt dat op en wil haar daar verder in stimuleren. De leerkracht weet dat Charlotte het fijn vindt om patronen na te leggen. Ze kan het al goed en daarom beslist ze om Charlotte wat extra uitdaging aan te bieden (competentie). Charlotte mag tijdens het hoekenwerk zelf kiezen welk patroon ze wil naleggen in haar kralenketting. Ze mag zelf beslissen of ze het patroon eerst even neerlegt of de parels meteen aan haar ketting wil rijgen (autonomie). Tijdens het hoekenwerk komt de leerkracht regelmatig kijken. Ze toont interesse in hoe Charlotte het aanpakt en ze stelt vragen over de keuzes die Charlotte gemaakt heeft (verbondenheid).
 
Competentie wordt in ons model op twee verschillende manieren ingevuld. Het gaat hier in de eerste plaats om de talenten ( L. Dewulf) die de kinderen tonen in hun dagdagelijkse handelen. Als leerkracht kijk je voortdurend met de talentenbril op naar je kleuters. Je merkt kleine of grote dingen op die je een duidelijk beeld geven van wat die kleuter goed kan. Een talent is immers iets wat je moeiteloos kan en wat je energie oplevert wanneer je het doet. Je ervaart het meestal niet als iets bijzonders omdat het voor jou als vanzelfsprekend voelt. Kinderen (en volwassenen) kunnen hun talenten pas tonen als er in de omgeving rondom hem voldoende mogelijkheden aangeboden worden om hun talenten te ontdekken en te ontwikkelen.

Een voorbeeld:
Als we terugkijken naar Eloïse in ons voorbeeld van zonet dan zien we een kindje dat op dat moment een fixed mindset toont. Toch toont ze ondertussen ook heel duidelijk één van haar talenten. Eloïse voelt goed aan dat haar mama zich niet zo goed voelt. Vanuit haar talent wil ze hierop reageren. Eloïse is zorgzaam en lief. Ze is een sfeervoeler en een echte helper. Het maakt haar blij om er voor anderen te zijn op haar eigen manier. Dat talent benoemen (“heb jij die tekening speciaal gemaakt om mij op te beuren?”) zal Eloïse versterken van binnenuit. Als haar mama dus niet focust op de fixed mindset, maar op het talent dat ze toont zal Eloïse hopelijk meer durven en minder geven om de ingebeelde fouten die ze ziet. “Ik ben blij met jouw tekening, Eloïse. Ik zag hoe jij allemaal kleuren koos waar ik van houd.” Zo focust mama in haar antwoord op het proces en het talent en niét op het resultaat. Als ze enkel zou zeggen dat Eloïse een mooie tekening heeft gemaakt, dan zou haar antwoord eerder productgericht zijn. Om talentgerichte feedback te geven focus je dus beter op het proces en minder op het resultaat.

Een andere invulling van competenties zijn natuurlijk de ontwikkelingsdoelen. Deze doelen – die opgelegd zijn door de overheid – moeten in het kleuteronderwijs nagestreefd worden. Voor elk leergebied zijn er aparte ontwikkelingsdoelen bepaald en er is een opbouw voorzien van de jongste naar de oudste kleuters. Die ontwikkelingsdoelen zijn niet voor ieder kind even haalbaar. Sommige kleuters worstelen met bepaalde leergebieden. Ze zijn talig minder sterk, ze hebben nog geen sterk ontwikkeld wiskundig inzicht, enkele motorische vaardigheden staan nog niet op punt of ze missen misschien de juiste motoriek nog om muzisch aan de slag te kunnen gaan. Voor zulke kleuters kan het soms frustrerend zijn om aan bepaalde activiteiten deel te nemen. Het lukt hen nog niet en ze missen daardoor de motivatie om het opnieuw te proberen. Als we in de klas echter veel aandacht besteden aan talentgericht werken én talentgericht kijken naar kleuters, dan kunnen we hen echter voeden met deze positieve benadering. De energie die ze dan krijgen van te werken met en rond hun talenten, zullen ze kunnen gebruiken op momenten dat werken aan bepaalde competenties voor hen als een uitdaging voelt. Zo’n manier van werken zet dus maximaal in op het ontwikkelen van veerkracht. Werken met je talenten gaat namelijk moeiteloos en vanzelf én het levert energie op. Die opgebouwde energie kan je aanboren wanneer je voor een (cognitieve) uitdaging komt te staan die misschien in eerste instantie erg onoverkomelijk aanvoelt. Als een kleuter dan kan terugplooien op dat potje opgebouwde energie en kan putten uit dat doosje zelfvertrouwen dat hij kreeg bij het werken met zijn talenten, dan zal dat hem motivatie opleveren om door te zetten. Op die manier bereiken we duurzame groei. Kleuters begrijpen al doende dat sommige dingen in het leven voor hen mogelijk niet evident zijn, maar dat ze in andere dingen als vanzelf wel heel erg goed zijn. Als ze van jongs af aan voldoende de boodschap krijgen dat de twee dingen gelijkwaardig zijn, dan krijg je zelfzekere kleine mensen die op kunnen groeien tot evenwichtige volwassenen. Ze weten immers dat ze in lastige situaties, bij uitdagingen op het werk of in het leven altijd kunnen terugvallen op hun talenten en de energie die ze krijgen van te werken met hun talenten. 

​

De visie van XPO 2.5 laat het toe om aan te knopen bij diverse onderwijsconcepten en de inhoud van de leerplannen van de  verschillende netten. 
  • XPO 2.5 kan aanknopen bij het nieuwe leerplanconcept ZILL van Katholiek Onderwijs Vlaanderen. De harmonische ontwikkeling van het kind met aandacht voor hoofd, handen en hart staat voorop.  Diverse ontwikkelthema’s binnen de ontwikkelvelden ‘ontwikkelen van een innerlijk kompas’ (identiteit en veerkracht), ‘ontwikkelen van initiatief en verantwoordelijkheid’ (zelfregulerend vermogen, onderzoekscompetenties – reflecteren), ‘mediakundige ontwikkeling’ (mediawijsheid, mediageletterdheid en mediavaardigheid) en ‘taalontwikkeling’ (mondelinge taalvaardigheid in het Nederlands) kunnen gerealiseerd worden. 
  • Voor het GO! vertoont XPO 2.5 mogelijkheden voor het leerplan media (begrijpen, gebruiken, communiceren en nadenken), wereldoriëntatie (domein mens en maatschappij - identiteit, participatie en ondernemingszin) en Nederlands (mondelinge taalvaardigheid).
  • Voor het OVSG zien we linken met het leerplan wereldoriëntatie (domein mens) en de ontwikkelingsplannen ICT en leren leren.
  • Ons theoretisch kader rond talentwerking kan gekoppeld worden aan de principes van ervaringsgericht kleuteronderwijs. De link met welbevinden en betrokkenheid ligt voor de hand. In de vijfdelige blogreeks 'Kus de talenten wakker' van CEGO leest u hier meer over.
Geprikkeld om nog meer te weten? Deze publicaties hebben ons geïnspireerd, wie weet doen ze dat bij u ook!
Powered by Create your own unique website with customizable templates.
  • Home
  • Over
  • Visie
  • Materialen
  • Apps
  • Handleiding
  • Blog
  • Publicaties
  • Contact